zondag 4 november 2018

Sterke verhalen uit Sicilië

Oeps, ruim een jaar geleden alweer dat ik iets gepost heb op deze blog. Bij gebrek aan nieuwe hardloopavonturen – ik blijf maar sukkelen met blessures – volgt hier opnieuw een reisblog. Na de gedenkwaardige groepswandelreis in Noorwegen vorig jaar zomer, koos ik nu voor een weekje in mijn uppie naar Sicilië.

Voor de lezer met weinig tijd:

Ik heb superlekker gegeten en gedronken, veel zon gehad – maar ook een middag ‘codice rosso', gefietst, gewandeld, geslenterd door leuke (kust)stadjes, genoten van de azuurblauwe zee en afwisselende landschappen, heerlijk mensen gekeken – geen maffiosi, wel veel macho’s en bella's – en prachtige kerken, kathedralen en musea bezocht.

Voor de lezer met iets meer tijd, drie korte verhalen, te beginnen met het letterlijke hoogtepunt:

1 Bovennatuurlijke ervaringen op de Etna

Jaja, Sicilië staat bekend om de Maffia, maar is óók het eiland van de Etna, de grootste actieve vulkaan van Europa. Het bezoeken daarvan is dan ook het enige dat ik voor vertrek al heb gepland. Een gids lijkt me wel praktisch en interessant, maar als goed toerist kies ik natuurlijk, heel ironisch, niet voor de meest toeristische optie. Via Tripadvisor boek ik de ‘avontuurlijke’ variant: we zullen het eerste stuk afleggen met een 4-wheel drive en vervolgens, in plaats van de kabelbaan te nemen, hiken naar een uitzichtpunt op ongeveer 2.500 meter hoogte.

Samen met drie Amerikanen, een Argentijn, drie Fransen en een Zuid-Afrikaan word ik meegenomen door gids Ernesto. ‘Look, she welcomes you’, wijst hij op een rookpluimpje uit de dan nog ver weg gelegen zuidoostkrater, vlak voordat we vertrekken uit de stad Catania. Zijn standaard grapje natuurlijk… Ik lach beleefd mee.

Als we anderhalf uur later op 1.900 meter hoogte uit de landrover stappen, moeten we stiekem een beetje lachen. Was dit zware transport nu echt nodig? Maar hé, beter zo dan tussen de heuptasdragende Amerikanen en selfiestickslingerende Japanners, die we ongeveer op dezelfde hoogte maar op een paar honderd meter afstand uit hun touringcar en in de kabelbaan zien stappen.

Het landschap is even mooi als surrealistisch, en roept associaties op met zowel de maan als een filmdecor.


Ernesto geeft intussen een spoedcursus vulkanisme; ik had me eigenlijk niet zo gerealiseerd dat de Etna nog zo actief en gevaarlijk is: bij een uitbarsting in 2002 werd zelfs een volledig toeristisch centrum vernietigd. Zijn wetenschappers in deze tijden van data science steeds beter in staat nieuwe erupties te voorspellen, vraag ik Ernesto. Volgens hem niet. Ze meten van alles, maar het wat, waar en wanneer blijft uiteindelijk een verrassing. Ook wel weer mooi dat niet alles tegenwoordig door mensen te analyseren en verklaren is…

Wél een bekende natuurwet: hoe hoger je komt, hoe lager de temperatuur. Maar omdat voor Catania een stralend zonnige dag was voorspeld, leek één dikke trui meenemen me wel voldoende. Als we eenmaal tussen de wolken lopen en ook de wind begint toe te nemen krijg ik het steeds kouder, en voel ik me plotseling de naïeve toerist, in plaats van de ervaren wandelaar…

Vlak voordat we op ons hoogste punt zijn - nog altijd 800 meter onder de top van de vulkaan, die voor toeristen onbereikbaar is - begint het zelfs te spetteren. Regen?! Maar dan zien we kleine bruine spetters op elkaars gezichten en kleding. Wat blijkt? De relatief hoge activiteit van de vulkaan zorgt voor hele kleine asdeeltjes in de lucht. Die vermengen zich met de vochtige nevel en slaan onder invloed van de hoogte als speldenprikjes neer op argeloze toeristen.


Het mooiste van dit alles: de oprechte verwondering op het gezicht van Ernesto. Even geleden vertelde hij nog over de honderden keren dat hij Etna al is opgeweest. Maar deze ‘mud rain’ heeft ook hij pas een keer eerder gezien. Tof!

Genietend van een prachtig uitzicht over het door lava uitgesleten landschap nuttigen we op onze eindbestemming de meegebrachte lunch. Dan klinkt er opeens een luide klap. Het gekke is: ik sla er in eerste instantie niet eens echt acht op. ‘Zal wel onweer zijn’, denk ik waarschijnlijk onbewust. Maar Ernesto vertelt dat het een vulkanische explosie was, afkomstig vanuit de buik van de Etna: opnieuw een teken van grote activiteit. En opnieuw vertelt hij dit met puur haast kinderlijk enthousiasme op zijn gezicht.

Zo zijn we dan toch getrakteerd op een unieke Etna-ervaring. Terwijl we in no time afdalen naar onze landrover, met reuzenstappen door het gruizige as, los als poedersneeuw, denk ik met een glimlach aan die knal, en vooral de timing. Ik zie het groetende rookpluimpje van het begin van de dag weer voor me. Goodbye Etna! Thanks for having us…

2 In het wilde weg fietsen rondom Syracuse

Hoewel Sicilië een echt auto-eiland is, heb ik voor vertrek al besloten me vooral met de trein te verplaatsen. Om toch wat meer van het eiland te zien, en tegelijk voor de nodige fysieke uitdaging, huur ik vanuit Syracuse wel een dag een fiets. De eigenaresse van de B&B waar ik verblijf brengt me op het idee. Of ik een beetje een geoefende fietser ben, vraagt ze wel nog. ‘I’m Dutch...’, lijkt mij een voldoende en het enige passende antwoord.

Maar is Sicilië eigenlijk wel geschikt om te fietsen? Even Googelen brengt me op een platform waar me wordt geadviseerd vooral mijn donorcodicil mee te nemen. Oeps, dat heb ik niet gezien… Ik klik snel verder en zie dat er nota bene in mijn eigen straat een fietsverhuur zit. De verhuurder geeft me een kaartje mee met twee routesuggesties: eentje in Ortigia - een op een schiereiland gelegen stadscentrum dat je zelfs lopend al in een half uurtje rond bent, en de ander over een heus fietspad langs de kust ten noorden van de stad: 6,5 kilometer lang en heen en weer dus goed voor in totaal 13 kilometer. Daar doe ik het natuurlijk niet voor. Ik besluit gewoon maar langs de kust richting het zuiden te fietsen en wel te zien wat ik tegenkom.


De kustweg is gelukkig redelijk vlak en overzichtelijk en lijkt zeker niet onveilig. Zonder duidelijk doel voel ik me wel een beetje Forrest Gump op wielen, zeker met het lullige mandje dat voorop mijn fiets zit bevestigd. Vrij naar de filmquote: ik begon gewoon met fietsen, en zonder specifieke reden bleef ik maar doorgaan… Er komt een auto naast me rijden, het raampje gaat open. Ik snap gevoelsmatig dat de Italiaanse bestuurder me de weg vraagt; uit mijn blik leest hij snel genoeg af dat ik er niks van versta en hij me op uiterlijk iets te zuidelijk, en dus niet toeristisch, hoera, heeft ingeschat.

Mensen die mij een beetje kennen weten dat het überhaupt grappig is als iemand mij de weg vraagt. Mijn richtingsgevoel is niet slecht, maar vrijwel volledig afwezig. Ik ben tijdens deze rit dan ook erg blij met Google Maps én het wegvallen van roamingkosten binnen de EU: zonder deze app zou fietsen op Sicilië voor mij pas écht onverantwoord zijn. Leve de moderne techniek, die het ook mogelijk maakt om mijn rit met foto’s volledig vast te leggen op Strava.

Op het strand van het kustplaatsje Gallina heb ik er ruim 40 kilometer op zitten: tijd om een plan te maken. Nog eens 20 km naar het zuiden ligt Vendicari, in 2015 uitgeroepen tot ‘the most beautiful beach of Italy’, leer ik via Google. Dan kijk ik op van mijn smartphone en om me heen naar het glinsterende, azuurblauwe water en de ruige vrijwel verlaten kustlijn; het op-zoveel-na mooiste strand van Italië is nog steeds heel wat mooier dan het mooiste strand van Nederland, bedenk ik me. Ik besluit voorlopig nog even te blijven zitten en bestempel dit alvast tot het verste punt van mijn route.


Om niet weer precies hetzelfde stuk te fietsen, besluit ik voor de terugweg iets meer het binnenland in te gaan. Opnieuw met Google Maps als mijn steun en toeverlaat. Dit gaat prima totdat ik vanuit het ene naar het andere dorpje wil doorsteken, en het op beeldscherm toch duidelijk zichtbare binnendoorweggetje steeds landeriger en hobbeliger wordt. Hier zou de 4-wheel drive van Ernesto dan weer niet misstaan…

En dan doemen midden op het inmiddels nog maar heel smalle paadje drie agressief blaffende honden op. Gelukkig blijft het bij blaffen, maar ik ben blij als ik er voorbij ben. Nog een paar honderd meter verder weet ik écht zeker dat ik verkeerd zit: het pad stopt hier abrupt en gaat over in een groot weiland. Op mijn iPhone staat het blauwe stipje inmiddels midden in een groot groen vlak. Wonder boven wonder zit precies op deze plek wel nog een Italiaanse boer op een boomstronk, te spelen met zijn eigen smartphone. Die spreekt natuurlijk geen woord Engels, maar weet me wel duidelijk te maken waar de doorgaande weg is En daarvoor moet ik inderdaad rechts omkeer maken, opnieuw langs de nu nog harder blaffende honden….

Toch is dat nog niet het meest angstwekkende deel van de dag. Dat komt als ik een paar uur later weer in de buurt van Syracuse ben en toch nog even het eerdergenoemde 6,5 kilometer lange fietspad wil meepakken. Maar op weg daar naartoe wordt het verkeer steeds stadser, en daarmee flink drukker en onoverzichtelijker. Ik let goed op dat ik niet per ongeluk een snelweg opdraai, formeel fiets ik volgens mij nog steeds op voor fietsers toegestane wegdelen. Maar om nu te zeggen dat ik hier nog op mijn gemak rijd...

Gelukkig kom ik er zonder kleerscheuren vanaf en net voor zonsondergang lever ik mijn fiets weer in. Toch wel een beetje trots vertel ik de eigenaar dat ik 88,4 kilometer heb afgelegd. Tsss, 'of ik een geoefende fietser ben', denk ik terug aan de woorden van die ochtend. Als je een Nederlander wilt prikkelen…

3 Klassieke uitgaansochtend in Palermo

Voor vertrek naar Sicilië heb ik al opgezocht of ik mijn vakantie zou kunnen combineren met het bijwonen van een leuk concert. Helaas blijkt er deze week net even weinig te beleven op dat vlak. En ach, concerten bezoek ik in Nederland ook al voldoende. Musea trouwens ook. Kerken, kathedralen en kapellen dan weer minder, over lokale cultuur gesproken. En die blijken in Sicilië onwaarschijnlijk mooi. Het zijn niet de eerste indrukwekkende godshuizen die ik zie - op vakantie in Andalusië vorig jaar was ik ook al zo onder de indruk, maar ik blijf het on-ge-loof-lijk vinden wat mensen - zo lang geleden - voor gedetailleerde schilderingen, beeldhouw- en houtsnijwerken, mozaïeken en ander moois hebben gecreëerd.

En ook hier weer die paradox: hoe minder toeristen, hoe bijzonderder de ervaring. De kathedraal in Palermo is bijvoorbeeld indrukwekkend groot, maar lijkt mede door die omvang en de continue stroom van in- en uitgaande mensen wel een mierennest - of zo moet het in ieder geval 'van boven' lijken... Daar tegenover staan tientallen kerkjes waar je soms helemaal alleen bent. Volledig stil is het daar net niet: de grote houten deuren bij de ingang laten vaak net nog wat flarden straatgeluid door. Maar juist dat maakt de sfeer zo bijzonder en rustgevend.

In het plaatsje Noto kun je voor twee euro ook een kijkje nemen in het Teatro Tino di Lorenzo. Een authentiek theatertje uit 1870 van het formaat ‘in de Steeg’, het vaste podium van mijn improtheater-groep. Hier zou ik zelf nog wel eens willen optreden. Of alleen al een voorstelling bijwonen...


Ik besluit nóg eens te checken of ik ergens deze vakantieweek een concert kan bezoeken, liefst iets met 'lokale waarde'. Wat blijkt? In het historische Teatro Massimo in Palermo, zeg maar de grote broer van ‘Tino’ in Noto, zal een paar dagen later op dinsdag om 10 uur 's ochtends (!) een open generale repetitie zijn voor de vijfde symfonie van Gustav Mahler, waarvan de uitvoering plaatsvindt op woensdagavond, wanneer ik weer thuis zal zijn. Die generale - daar moet ik bij zijn!

Navraag bij de ticket office leert dat dit evenement vooral bedoeld is voor scholieren; voor de plekken die overblijven kunnen toeristen voor een schappelijk prijsje een ticket kopen. Ik vermoed dan al dat ik voor deze ochtendshow – ik vraag me af of daar ook een sjieke naam voor is, zoals je ’s middags de matinee hebt - geen driedelig pak hoef te huren. En inderdaad, ik tel meer korte broeken dan jasjes. Ook de muzikanten hebben hun vrijetijdskleding aan.

Maar bij binnenkomt heb ik in eerste instantie vooral aandacht voor de ruimte zelf. Mijn ogen dwalen over de vele ringen en ik krijg een flashback naar zes jaar geleden, toen ik stadion Bernabeu in Madrid binnentrad voor een concert van Bruce Springsteen. Wat een bijzondere plek! Net als op de Etna krijg ik ook hier een beetje een filmset-gevoel. (En dat blijkt niet helemaal onterecht, zo lees ik later op een website)


De dirigent blijkt er een uit het boekje, type Andre Rieu: strak gekleed (hij wel), streng, charmant en op het eerste gezicht een tikje arrogant. Het blijkt inderdaad een echte repetitie: regelmatig legt de dirigent het spel even stil om de muzikanten aanwijzingen te geven. Sommige stukken oefenen ze meerdere keren, anderen slaan ze over. Enerzijds jammer, anderzijds boeiend. In plaats van bij een concert, voelt het meer alsof ik midden in een muziekdocumentaire zit.

Gelukkig in het Engels legt de dirigent uit wat hij anders wil. Mooi om te zien hoe hij naar woorden zoekt, maar die er eigenlijk niet aan kan geven. ‘Hmmm, I need... I want... let's try it a bit more intense.’ Ik hoor sowieso geen verschil, laat staan wat dan intenser is… Zelf is hij in ieder geval tevreden. Ik vang een glimp op van zijn gezicht, dat nu een beetje lijkt op dat van Ernesto bovenop de Etna: oprecht genietend van zijn passie.  ‘Yes! That’s what I’m looking for!’ – volgens mij heb ik nog nooit een dirigent zien praten tijdens het dirigeren.

Naar het einde toe laat hij het orkest meer uitspelen. Gelukkig, want behalve de ambiance, en de concentratie op de gezichten van de musici, en de verschillen die je hierin ziet, geniet ik ook erg van de muziek. Bijzonder hoe die me zo meesleept.

Toch maar eens wat vaker naar een klassiek concert gaan, denk ik dan ook als ik de statige trappen van het Teatro Massimo afloop – terug het verrassend felle daglicht in, want ik was alweer bijna vergeten dat het gewoon een dinsdagochtend is.

---

En zo leverde ook mijn laatste vakantiedag nog een bijzondere ervaring op. Alleen reizen was niet altijd even gezellig, maar leidde wel tot mooie, inspirerende en verrassende momenten. Dit was een vakantie waarin ik alle standaard boxjes kon afvinken – lekker weer, lekker eten, mooie natuur, flinke dosis cultuur - en ook nog ruimte was voor echte verwondering.



woensdag 9 augustus 2017

Groen, grillig, gezellig en een fijne fysieke uitdaging

Van 25 juli tot en met 1 augustus was ik met reisorganisatie No Sun – What’s in a name? - op wandelreis door nationaal park de Hardangervidda in Noorwegen. Een reisverslag.

Dag 1: 120 vriesdroogmaaltijden en een zwakke avondzon
Als om half 3 ’s ochtends de wekker gaat heb ik nog maar weinig geslapen. Het heeft de ‘hele’ nacht geregend en even maak ik me nog druk of ik die 10 minuutjes naar station Delft wel droog overkom. Ik lach mezelf uit: met oog op de weersvoorspelling voor Noorwegen is dit natuurlijk een vrij onzinnige zorg… Alsof je op het punt staat een marathon te gaan lopen en van de warming-up in het startvak bang bent 'een beetje moe' te worden...
Zorgen over de voorspelde zomerdrukte op Schiphol blijken net zo min nodig; na de kennismaking met mijn medereizigers lever ik vlot mijn tas in (dan nog 12,3 kilo), hebben we alle tijd voor de veiligheidscontrole van handbagage en bergschoenen (dan nog reukloos en veilig om uit te trekken), doen we nog rustig een potje 'code names' (dan voor de meesten nog een onbekend spel) en maken een paar uur later in Oslo kennis met reisbegeleider Sander. Hij heeft de reis door de Hardangervidda de week ervoor al met een andere groep gedaan en geeft ons alvast een indruk van wat ook ons te wachten kan staan: niet alleen hevige slagregens en bloedheet zomerweer, maar ook de ervaring om 's nachts meerdere keren het ijs van de tenten te moeten verwijderen, om te voorkomen dat die in zouden storten. Mijn hoop op enigszins stabiel weer maakt snel plaats voor berusting; het zal sowieso een week vol verrassingen worden, en waarschijnlijk ook van uitersten. Laat maar komen!
Voor we vanuit Oslo de trein richting startplaats Geilo pakken, krijgen we eerst nog onze tentjes en kooksetjes uitgereikt; net zo lichtgewicht (en waarschijnlijk prijzig) als de kleding waar we deze nog tussenproppen. Omdat we overal gaan wildkamperen, moeten we ook al ons voedsel vanaf dag 1 meenemen. We verdelen met elkaar 120 (!) gevriesdroogde 'adventure food' maaltijden, in zakken per twee en variërend van Fruity curry rice tot Farmer’s omelet en zelfs een Mousse au chocolat.


120 maaltijden lijkt veel, maar is nog altijd geen 10 x 3 x 7. In Geilo doen we daarom nog wat extra boodschappen. Als we bij de kassa aankomen ligt er slechts een dun laagje voedselwaren in het karretje, maar uitgedrukt in geld (wat is Noorwegen duur!) en calorieën (wat is roggebrood zwaar!) gaat het om een forse laatste investering.
Uiteindelijk is het gewicht van onze tassen richting de 15 kilo gestegen en beginnen we aan ons eerste toch al vrij pittige tochtje van een kleine 2 uur naar Hakkesettestøle. Een klein stukje autoweg, een paar honderd meter door een bos, over een skipiste, en dan betreden we langzaam maar zeker typische landschap van de Hardandervidda: groen en glooiend, met veel keien, mos, kleine wilgjes en talloze geel en paars gekleurde bloemetjes. Anderhalve maand geleden lag hier nog een dik pak sneeuw - net zo voortvarend als de natuur sindsdien ontloken is, stampen wij vanavond ons kamp uit de grond. De groengekleurde plastic tentjes lijken zich enigszins geforceerd met het natuurschoon te willen mengen, alsof iemand stiekem nepplantjes in een botanische tuin heeft gezet.
Vandaag maken we al kennis met de eerste Noorse regendruppels, het lokale dierenrijk – muggen in alle soorten en maten – en de opvallende daglengte; tegen 9 uur eten we met een prachtig uitzicht nog in een zwak avondzonnetje, twee uur later stappen we in het klaarlicht onze tent in.

Dag 2: Op zoek naar fysieke en sociale balans
Na een in mijn geval prima nacht slaap nuttigen we ons eerste superstevige ontbijt. Alles wat we eten hoeven we die dag ook minder mee te sjouwen – om dezelfde reden smaakt het water tijdens de wandelingen ook zo goed, elke slok telt dubbel. Dat water tappen we overigens gewoon uit riviertjes; zo lang het stroomt is het veilig, of mag je het in ieder geval vertrouwen.
Ook vandaag voelen we al snel de eerste regendruppels. Opnieuw gaan de regenhoezen over onze tassen; met hun vrolijke kleuren een mooi tegenwicht voor de vaak sombere luchten boven ons. Vanaf nu zullen die hoezen de rest van de week nauwelijks meer opgeborgen worden. Deels uit gemakzucht, deels om een voor de hand liggende reden.
Het lopen met een zware rugzak is wennen voor mij. Hoe ik hem ook afstel en aansjor; mijn lichaam blijft sputteren tegen dat lompe ding tegen mijn rug. Mijn schouders, mijn onderrug, mijn heupen; als communicerende vaten steekt er telkens weer ergens anders een (druk)pijntje op. Intussen moeten mijn voeten ook nog flink wennen: zompige moerassen, grote keien, wiebelende hangbruggetjes, steile klimmetjes… Voor zo’n wandeltocht blijk je behoorlijk ‘agile’ te moeten zijn. Hoe dan ook lukt het me in de loop van de dag steeds beter te genieten van het wandelen. Juist de benodigde concentratie zorgt voor een meditatieve staat en doet de uren voorbij vliegen. Bovendien worden we regelmatig beloond met mooi uitzichten. Vooral de uitgestrektheid en stilte maken op mij een grote indruk. Soms breekt het zonnetje even door; zo waar gebruiken we wat zonnebrandcreme.


Niet alleen fysiek, ook sociaal is het aan het begin van een groepsreis vaak nog even zoeken naar balans. Gelukkig blijkt ook nu weer hoe snel een groep individuen in een snelkookpan van gezamenlijke ervaringen samen kan smelten tot een hechte groep. Al snel vind ik bovendien vele en verschillende raakvlakken; met een moleculair bioloog kan ik (door mijn werk) enigszins meepraten over gen-technologie, met een boekenliefhebber wissel ik favoriete schrijvers uit. Er blijken hardlopers en klimmers in de groep te zitten, een mede-vegetariër én een mede-tuinderskind. Iedereen is wel enigszins sportief, maar op gebied van bergwandelen lopen de ervaringen behoorlijk uiteen. Zelf voel ik me met mijn slungelige benen soms behoorlijk lomp en instabiel; meiden met 2 keer zo korte benen dartelen schijnbaar zonder moeite tegen de heuvels op en over de keien heen. Als zij de turbo aanzetten houd ik ze met geen mogelijkheid bij. Of in ieder geval niet zonder mijn enkels in gevaar te brengen. Ik mag dan denken een goede conditie te hebben en sportief te zijn, het is me inmiddels goed duidelijk dat deze week ook voor mij een fysieke uitdaging zal worden.
Deze avond starten we met onze eerste zakken adventure food. De bereidingswijze is even simpel als doeltreffend (zak open, zuurstofvanger eruit, kokend water erin, goed roeren, 7 minuten laten staan, bon appetit), de smaak is buitengewoon. Maar dat kan ook iets te maken hebben met de honger... Vandaag zitten we dicht bij een hut, Tuva genaamd, en kunnen we na het eten nog even opwarmen met een warme chocomel. We sluiten de avond af met opnieuw een potje code names: het ideale spel om na een dag intensief wandelen ook de geest nog even aan het werk te zetten.

Dag 3: Campingkruiden en larvenextract
De volgende ochtend word ik wakker van het geluid van een klapperend tentdoek, wat zich al snel vermengt met het getik van de regen, het gezoem van een verre wekker en het gesis van leeglopende luchtbedden. Helaas: de tenten moeten dit keer nat worden ingepakt.
Een dag eerder hebben we na enige aarzeling besloten voor de lange route te gaan, of eigenlijk de officiële route. De vorige groep had door fysieke tegenslag de planning wat moeten aanpassen, wij denken de in de eerste 2 dagen opgelopen achterstand nog wel te kunnen inhalen. We realiseren ons dat we daardoor wel enigszins tegen de klok in moeten gaan lopen. Tegen een min of meer onzichtbare klok, want planningen zijn hier nauwelijks te maken. Afstanden zeggen op dit terrein sowieso niets, en ook de op de kaart gemarkeerde wandeluren zijn weinig betrouwbaar. Soms vragen we een passant - waarvan er overigens heel weinig zijn, wat voor mij positief bijdraagt aan het unieke van het landschap - een inschatting naar de volgende hut of ander herkenningspunt. Even zo veel keren krijgen we een onverwacht antwoord.
Langzaam begin ik wat handiger te worden in het wandelen op ongelijk terrein, en krijg ik een steeds beter gevoel voor de soms letterlijke valkuilen die in het landschap verstopt zitten. Welke stenen loszitten en welk mosbedje je finaal doorheen zakt; we leveren we een spannende doch eerlijke strijd met de onvoorspelbare elementen van de Noorse natuur. Hieronder valt ook de regen; die valt vandaag van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat.


Op de plek waar we ons avondkamp opzetten is dit keer geen stromend water. Alleen een meertje dat door de wind in ieder geval in beweging wordt gebracht: daar doen we het voor. Ik werp me op als één van de vrijwilligers om er wel even de pannetjes te gaan vullen. In de praktijk blijkt dit een volwaardige bonusetappe. Vooral de terugweg is een uitdaging: dwars door een moeras, hoppend van steen naar steen met de pannetjes zo goed als mogelijk waterpas om zo weinig mogelijk te morsen. Trots op onze opbrengst komen we weer aan bij het kamp, waar we er fijntjes op worden gewezen dat er van alles in drijft, of beter gezegd zwemt. Larven, is al snel de conclusie. Dan maar wat langer koken, is de oplossing. Zo eten we een half uur later nasi met Noorse melange campingkruiden, verrijkt met extra larvenextract. Hygiëne is deze week toch al ver te zoeken. Douchen is sowieso niet aan de orde, eerlijk gezegd niet eens een behoefte, en ik bedenk me dat ik mijn flesje desinfectiespul na drie dagen nog geen enkele keer gebruikt heb.
Na het eten besluit ik met een aantal anderen ondanks de regen nog tot een avondwandeling – zonder backpack lijkt het wel alsof we vleugels hebben. We lopen alvast een stukje van de route van de volgende dag en realiseren ons dat het opnieuw een pittige onderneming gaat worden. De vele neerslag maakt het terrein alleen nog maar natter, dus gladder en zompiger, en dus zwaarder. Maar dat zijn zorgen voor morgen. Voordeel van de extra inspanning is dat we in ieder geval lekker warm onze tent in duiken.

Dag 4:Wijdse uitzichten met een beperkt vizier
Gelukkig wordt iedereen de volgende ochtend zonder buikpijn wakker. Onze magen kunnen blijkbaar een hoop hebben. Gesterkt door dat vertrouwen, en vooral omdat we weinig tijd hebben, kiezen we vandaag voor een ontbijt van zoute pinda’s en gedroogde abrikozen. Een prima bodem! Sowieso smaakt alles deze wandelweek heerlijk. Roggebrood is een delicatesse en havermout met Nutella een ware vondst. Rond het middaguur komen we aan bij de hut Rauhelleren, en trakteren we onszelf op een volwaardige warme lunch. Hier kunnen we ook wat extra snacks kopen, maar wel tegen Noorse hutprijzen. Een reep chocola doet gemiddeld tussen de vier en vijf euro…
Ook vandaag schommelt de gemiddelde middagtemperatuur tussen de 8 en 10 graden. Los van de regen toch echt wel wat kouder dan ik voor vertrek verwacht had. Gelukkig heb ik voldoende laagjes kleding bij me en kan ik me tegen de kou prima wapenen. Halverwege de week is het een mooi moment om te evalueren of ik ga slagen in mijn voor vertrek gestelde doel; met oog op zuinig pakken al mijn meegenomen kleding minimaal één keer dragen. Ik ben aardig op weg; alleen mijn zonnepetje heb ik nog niet opgehad. Ongetwijfeld beginnen we als groep inmiddels aardig te stinken, maar van mezelf noch van anderen heb ik er last van. Sowieso loop ik het grootste deel van de tijd in regenjas en regenbroek. Die laatste biedt ook een fijne extra bescherming tegen modder en kou.


Nee, zo’n wandeltrip is bepaald geen modeshow. Maar uiteindelijk kijk je toch vooral aan tegen de regenhoes van je voorganger, en nog meer tegen je eigen voeten. Soms vertellen we onszelf of elkaar vooral niet te vergeten ook om ons heen te kijken. Op een gegeven moment verschijnt aan onze rechterhand de Hardangerjøkulen, een enorme gletsjer. Tot grote hilariteit van Sander wordt die door de groep volledig gemist… Later begaat hij zelf nog een ‘misser’, wanneer hij opeens stil houdt en geboeid in de lucht begint te staren. ‘Een steenarend, wow, hier kijk ik al 2 weken naar uit’, spreekt de biologieleraar met glinsterende ogen, en hij toont me het kippenvel op zijn armen. Zijn enthousiasme werk aanstekelijk en ook ik raak onder de indruk van het schelle geluid dat de vogel produceert. Later die avond zou een vriend hem na een post van een foto op Facebook van een illusie beroven. Het was ‘slechts’ een ruigpootbuizerd….
’s Avonds na het eten, in een prachtig 'buitenrestaurant', ondernemen we met de avondploeg opnieuw een extra wandeling. Ons kamp ligt aan de voet van een berg; hoe hoger we daar tegenop klauteren, hoe nietiger onze tentjes lijken, en hoe overweldigender de natuur ons toeschijnt. In de verte zien we uiteindelijk toch nog de gletsjer; vanaf nu zullen we deze regelmatig in zicht hebben en koesteren als einddoel.

Dag 5: Chocolademousse en een ijswaterbad
Met de eerder opgelopen vertraging hebben we vandaag een pittige uitdaging voor de boeg. 7,5 uur wandelen staat er op de planning. Toch maken we ’s ochtends voor vertrek nog even tijd voor een spelletje: geen code names dit keer maar het minstens zo vermakelijke ‘wie-vindt-als-eerst-de-zuurstofvanger-in-het-adverenture-food’. Outdoor leven maakt creatief. Dat blijkt deze week wel vaker. Zo eet de één zijn maaltijden uit een frisbee, de ander uit een leeg blik, en blijkt sporttape een verrassend veelzijdige reparatietool.
Na een paar uur wandelen steken we opeens een autoweg over; gek hoe snel zoiets simpels een rare gewaarwording kan worden. Ten opzichte van de auto's voel ik me bijna een wild beest. Als de eland die we deze week helaas niet zullen gaan zien.
Rond een uur of vier zijn we pas bij hut Dyranut: het doel voor vandaag was om al een heel eind richting de volgende hut te komen, Kjeldebu. Sander gooit een spreekwoordelijke steen in de vijver: hoe mooi zou het zijn als we vanavond deze hut al bereiken, daar onze spullen kunnen drogen, de haard kunnen opsteken, en misschien zelfs overnachten in een heus bed…? Dat laatste geeft nog niet eens de doorslag; dat doet de chocolademousse die we onszelf als beloning in het vooruitzicht stellen. Hoewel een aantal van ons er al goed doorheen zit, besluiten we gezamenlijk ervoor te gaan.

De laatste uren lopen we op een mix van nootjes, chocola, iboprufen en een flinke portie doorzettingsvermogen. Als we rond 7 uur aan komen bij de hut kunnen we de balans opmaken. We turven diverse natte voeten, een half-verzwikte enkel, een dikke knie, een pijnlijke schouder en vele blaren in alle soorten en maten. Aangedikt of niet; een omschrijving van onze toestand in een telefoontje van Sander naar Nederland, is voldoende om No Sun een hutovernachting te laten betalen. We stoken de kachel op, gooien onze natte zooi in het drooghook, en genieten van elementaire zaken als een stoel, tafel, bank en keukenblad.
Voor een avondwandeling is vanavond weinig enthousiasme; in de plaats daarvan wordt voorgesteld nog even een duik in de naastgelegen rivier te nemen. Ik peins er niet over, antwoord ik. Maar meteen voel ik mijn reactie ook knagen: dit is typisch zoiets waar je alleen spijt van krijgt als je het níet hebt gedaan… Vijf minuten later, om half 11 ’s avonds, sta ik tot mijn middel in het ijskoude smeltwater. Terwijl mijn benen langzaam gevoelloos worden gooi ik happend naar adem snel wat water over de rest van mijn lijf.
Opwarmen doen we tussen de tentdoeken en stinkende schoenen in het drooghok. Zo plakken we zelfs nog een sauna vast aan deze topdag. Na nog een laatste potje code names rest alleen nog een wandeling naar het toiletgebouw; voor mij is dat net één etappe te veel. Na 11 uur wandelen over losse keien, onbetrouwbare moerassen en gladde rotsen alsnog uitglijden op de laatste trede van een door mensen gemaakt trappetje, jammer… Met een pijnlijke heup maar voldaan gevoel plof ik neer in het stapelbed.
Eerder die avond hadden we in de hut nog gezelschap gekregen van 2 Denen: een man op leeftijd en zijn kleinzoon. Opa had de jongen graag eens willen meenemen op avontuur in de bergen. Dat lukte. Ze verdwaalden, moesten bijna 4 uur omlopen, hadden te weinig eten bij zich en kwamen uiteindelijk volledig uitgeput, hongerig en verkleumd in de hut aan. Maar goed dat ze in ieder geval een hut in het vooruitzicht hadden. Dan weten we nog niet wat ons de volgende dag zélf te wachten staat…

Dag 6: Natte voeten en verkleumde vingers
De laatste lange wandeldag. Onverwacht blijkt het comfort van de hutovernachting een remmende werking te hebben op onze opstartsnelheid. Een luxe ontbijt, ouderwets de vaat doen, vegen… Pas om 9.45 uur laten we Kjeldebu achter ons en vertrekken we richting de volgende hut. Hier stoppen we alleen even voor wat water, we hebben haast. Intussen genieten we wel volop van het landschap en het nu best aardige weer. De groene vlaktes beginnen langzaam plaats te maken voor bruggetjes, watervallen, sneeuwvelden en kleine rotsbeklimmingen. We hebben duidelijk het mooist tot het laatst bewaard.
Aan het begin van de dag zijn we al gewaarschuwd voor een zware klim, 8 hoogtelijnen op de kaart, op ongeveer 2/3 van de route. Uiteindelijk beginnen we hier pas tegen half vijf aan. Het dreigt weer een latertje te worden… En dan is er vóór die beklimming ook nog een brede rivier waar we overheen moeten ‘hoppen’. Alle opgedane ervaring ten spijt; halverwege de oversteek verlies ik toch mijn balans en stap ik tot halverwege mijn onderbeen in het ijskoude water, dat vervolgens snel zijn weg vindt in mijn van de buitenkant zo goed waterdichte schoen. Het voelt als een moeilijke klimroute waar ik helemaal bovenin alsnog van de één na laatste greep glijdt. Balend, maar ook blij dat ik niet met tas en al omgekukeld ben, verwissel ik aan de overkant van de rivier snel mijn sokken en begin aan de klim.
In mijn eigen tempo, genietend van de inspanning en nu en dan speurend naar de rode T’tjes die de route markeren, win ik snel hoogte. Tot ik opnieuw bij een kolkende rivier aankom. Precies in het midden staat een rots met zo'n grote rode T: het smeltwater en de hevige regenval hebben het officiele pad volledig onbegaanbaar gemaakt. Het beste alternatief is een stenenrij een stukje verderop. Een groepsgenoot schreeuwt boven het geraas van het water uit dat mijn voeten hier sowieso nat gaan worden. Daar gaat mijn laatste paar droge sokken…
Als iedereen aan de overkant is gekomen willen we vooral weer door, in beweging komen. Onze natte voeten, de koude wind en de steeds hardere regen verlagen de gevoelstemperatuur verder en verder. Mijn regenjas, waar ik eerder al over twijfelde, beoordeel ik nu definitief als niet meer waterdicht: mijn armen worden langzaam net zo koud als mijn benen de avond ervoor. Sander maant ons vooral goed te blijven drinken en eten - het is goed dat we die ochtend nog wat extra nootjes hebben ingeslagen – en intussen uit te kijken naar een mogelijke kampeerplek. Maar alles wat we om ons heen zien is sneeuw en rotsen…


Na een barre tocht, waarin het me óók lukt om te genieten van de omgeving en het groepsgevoel, vinden we tegen een uur of 8 eindelijk een plek waar we de tenten kwijt kunnen. Mijn handen zijn zo verkleumd dat ik hulp nodig heb om mijn tas open te maken. Als de tent eenmaal staat doe ik 3 lagen thermokleding aan en mijn muts op en kruip ik snel in mijn eendendonzen (speciaal voor dit soort gelegenheden gehuurde) mummyslaapzak. Op mijn voeten na kom ik gelukkig snel weer op temperatuur. Anderen hebben daar nog wat meer moeite mee, zal ik later horen. Zelfs de aluminiumfolie nooddekentjes uit het EHBO-setje van Sander worden gebruikt.
De bikkels van de groep, waar ik nu 'even' zeker niet toe behoor, maken nog voor iedereen eten. De afwas laten we maar een keertje zitten; eventueel ongedierte nemen we vannacht op de koop toe. In mijn schuin naar de zijkant aflopende kleine tentje – lang zijn is vaak een voordeel, maar niet in een lichtgewicht outdoor tentje – probeer ik zo goed mogelijk een houding te vinden. Ik ben al lang blij dat ik droog en uit de wind lig. Voedsel en onderdak: er zijn vakanties geweest waarin ik me minder bewust was van deze primaire levensbehoeftes...

Dag 7: Warme wafels en koude biertjes
’s ochtends zijn we opgelucht dat we weer 10 mensen tellen; de meesten hebben zelfs redelijk tot goed geslapen. Bij het ontbijt gebruiken we de met kokend water gevulde pakketten adventure food als warme kruik en spelen we voor het laatst een potje zuurstofvanger. Qua tijdschema hebben we eindelijk eens een meevaller: met het gezwoeg van de avond er voor blijken we onze achterstand op het schema bijna volledig te hebben ingehaald. We hoeven nog maar ongeveer 3,5 uur tot Finse; het eindpunt van de route. Hoeven? Of mogen? Ik merk dat beide gevoelens om voorrang strijden... Hoe dan ook neem ik de laatste ochtend alle indrukken nog zo goed mogelijk in me op. Met een mooie regenboog lijkt de Noorse natuur ons uit te willen zwaaien.


Dit keer hebben we geen chocolademousse in het vooruitzicht maar warme wafels; de specialiteit van de hut die steeds dichter op ons afkomt. Na aankomst rond het middaguur blijken deze inderdaad heerlijk, net als later die middag de biertjes (van de lokale brouwerij), een warme, zelfs hete douche met zeep, en een échte maaltijd. 's Avonds doen we nog een evaluatie en blikken we met plezier terug op wat we allemaal hebben meegemaakt. We benoemen hoogte- en dieptepunten - ook letterlijk: van respectievelijk bergtoppen tot rivierbodems - en concluderen dat het voor veel van ons zwaar was, maar dat we het ook niet anders hadden gewild. De pijntjes en ontberingen worden snel vergeten, wat rest is de herinnering van een mooi avontuur. Als meest memorable ervaring wordt unaniem gekozen voor de zondagavondetappe: de koninginnerit van onze vakantie. We doen nog een laatste potje code names, poetsen onze tanden aan een heuse wastafel en betreden de slaapzaal voor de beste nachtrust van de week.

Dag 8: Mobiel bereik en een voorspelbare terugreis
’s Ochtends in het drooghok vouw ik voor de allerlaatste keer mijn tent op. Ik doe het langzaam en zorgvuldig, bewust van het feit dat ik dit de komende dagen oprecht zal gaan missen.  Niet zo zeer het geklooi met haringen en scheerlijnen, maar wel alles wat er mee samenhangt: het vele buiten zijn, de wijdse uitzichten, de gezellige groep, en vooral ook het avontuur.
In de trein zet ik met tegenzin mijn telefoon weer aan, en check in voor de vlucht van vanavond. Ik weet dan al weer precies hoe de route terug naar Delft eruit zal zien: 4,5 uur treinen, 0,5 uur wachten, 0,5 uur treinen, 3,5 uur wachten, 1,5 uur vliegen, 0,6 uur treinen. Volledig voorspelbaar. Overal droog, op comfortabele stoelen, en eten en drinken in overvloed. Op beide luchthavens nemen de meeste van ons nog zo veel mogelijk trappen; de automatische rollerbanden laten we als outdoor survivors nog even links liggen. Met een vreemd gevoel nemen we ten slotte afscheid en gaan we ieder weer onze eigen weg.
Op station Delft doe ik voor de laatste keer mijn backpack om en loop ik de laatste 10 minuutjes naar huis. Op bekend en volledig vlak terrein, droog en uit de wind. Dit keer kijk ik niet naar mijn voeten, maar om me heen. Naar de gerieflijke huizen, en naar de heldere (donkere!) hemel. Ik groet de buurman die zijn hond uitlaat. Ik ben weer thuis en – eerlijk is eerlijk – dat is toch ook wel weer fijn.


Met dank aan mijn reisgenoten; het perfecte gezelschap voor een onvergetelijk avontuur. V.l.n.r. Duco, ikzelf, Tom, Niek, Coosje, Sander, Laura, Michiel, Jet en Greetje.




zondag 2 juli 2017

Efficiënt




We renden vandaag onder meer over de smalle trap aan de zijkant van een bioscoopzaal; dat pad waar je altijd weer met enige moeite in het donker en met je handen vol – de ene hand een drankje, de ander een bak popcorn, jas over de arm - je eigen rijnummer probeert te vinden, toch wat opgejaagd door de in dezelfde situatie verkerende mensen achter je. Ook nu was er een flinke opstopping, maar had iedereen daarbij dezelfde ontspanning en een gemeenschappelijk doel: om na een U-bocht, langs de lege stoelen, onder het scherm langs, direct weer de uitgang te bereiken. Een soort continue stoelendans, met een spannende trailer op het scherm in plaats van muziek. Die bleef doorspelen, en dus liepen we zonder in een stoel gezeten te hebben al snel weer buiten. En dat was prima, want die penetrante popcornlucht was op een vroege zondagochtend toch nog iets te veel van het goede.

Hetzelfde gold even later voor de lucht van verschaalde bier in de bruine kroeg die we binnenliepen, en de etenslucht in de aangrenzende restaurantkeuken waar we vervolgens doorheen werden gestuurd. En dan reikten ze bij de achteruitgang ook nog een ijskoud biertje uit – ok, een alcoholvrije radler, maar zo vlak na de start had ik daar nog weinig behoefte aan. Ik was niet de enige, want nog een heel tijdje liepen we door een haag van op stoepranden en vuilisbakken neergezette Bavaria-blikjes, waarvan een groot deel ongeopend. Ik weet niet of de sponsor het zo bedoeld had, maar qua attentie/advertentiewaarde was het behoorlijk effectief.


Op een drafje ging het door de ’s-Gravenhaagsche Stadsrijschool – ook hier hing weer een typisch luchtje. Zonder paard tussen de benen moesten we zelf de hindernissen nemen – gelukkig hadden ze de hoogte van de balken erop aangepast. Die pasten zo mooi bij de rest van de licht behinderniste stadsroute; vol drempels, trappetjes, (te lage) poortjes en scherpe bochtjes. De winkelstraten en -promenades waren wat dat betreft het makkelijks te begaan, en de uitgelezen gelegenheid voor – ter afwisseling - af en toe een klein sprintje. Juist op de plekken waar het normaal alleen slenteren is, en je hardlopend al snel voor een kleine crimineel zou worden aangezien. Maar goed dat de winkels nog niet open waren…

Waar ik zeker géén neiging kreeg om te sprinten waren de prachtige, voor de gelegenheid opengestelde Haagse hofjes, zoals het Heilige Geest Hofje – hier zou je vooral even op een bankje willen gaan zitten, mijmerend over hoe gaaf het zou zijn hier te wonen... Hooguit zou je er hard willen wegrennen voor de ongetwijfeld torenhoge huizenprijzen.




We liepen ook nog 'hard' door diverse musea - of eigenlijk alleen door hun gangen en langs garderobes en toiletten. Misschien maar goed ook, want om dwars door een expositieruimte hard weg te rennen van kunstwerken waar mensen ooit hun ziel en zaligheid in hebben gelegd; dat zou wel erg (kunst)barbaars zijn. Later liepen we overigens wel nog langs een aantal schilderijen in de opslag van veilinghuis ‘het Venduehuis’, maar daarvan hadden andere mensen toch ook al afstand gedaan, dan mochten wij dat ook wel, in rap tempo.




In poppodium het Paard had ik eigenlijk wel een beetje gehoopt op een verrassingsoptreden, maar vandaag waren we zélf de act. Mijn theatersport- en saxofooncarrière zijn pas net begonnen, dus om hier na vele bezochte concerten een keer op het podium te staan: dat was best een sensatie. Zo pakte ik later ook maar even mijn momentje in de schijnwerpers van perscentrum Nieuwspoort.




En dan was er ten slotte nog het Binnenhof; een plein waar, door ambitieuze parlementaire verslaggevers en net zo ambitieuze maar nerveuze politici, normaal gesproken vooral snelgewandeld wordt. Nu werd er hard(er) gelopen, maar was er, zelfs in de laatste honderd meter, van enige ambitie of nervositeit geen sprake. Zelfs niet tegen de klok, want een officiële afstand of tijdwaarneming was er niet.




En dan heb ik nog niets eens alle plekken genoemd waar de Urban Trail Den Haag mij, mijn broer, mijn tante (aan wie dank voor de foto's!), haar loopvriendin en nog zo’n 4000 lopers vanochtend doorheen loodsten. Tijd doorbrengen met familie, verschillende soorten cultuur opsnuiven en de nodige dosis sportieve inspanning, en dat alles in zo’n 5 kwartier. Veel efficiënter kun je een stedentrip niet plannen…

zaterdag 24 juni 2017

Buiten

Het was warm deze week. Soms heel warm. En dus alle reden om veel buiten te zijn!

Maandagavond heb ik voor het eerst sinds lange tijd weer eens buiten geklommen. Niet in de rotsen, maar op de buitenwand van klimhal Ayer’s Rock in Zoetermeer. Mijn klimmaatje en ik waren vooraf nog bang dat het wel eens té warm zou kunnen zijn voor een buitensessie: het was één van die tropische dagen deze week en de wand lag vol in de zon. Uiteindelijk was het prima te doen, maar zweten was het wel. Met name dan door de regelmatig loszittende grepen en door de flexibiliteit en bewegingsruimte van de kunststof gevelplaten waar diezelfde grepen aan bevestigd zaten. Bovenaan de wand, met uitzicht over het Zoetermeerse Buytenpark - net iets minder spectaculair dan dat van de Australische outback - kwam de vraag in me op in hoeverre ze eigenlijk onderhoud plegen aan zo’n buitenwand. En of ze de touwen en ander los materiaal dat kan verweren ’s nachts eigenlijk naar binnen halen… Toch was het erg lekker om een buitensport ook weer eens daadwerkelijk buiten te beoefenen!




Dinsdagavond stond er een wielrenritje met mijn broers op het programma. Technisch gezien was er nog geen sprake van, maar het voelde als een heerlijke zomeravondrit.

Woensdag, op de langste dag van het jaar, nam ik deel aan een zomerspecial theatersport. En ook die vond gezien de bijzonder fijne omstandigheden buiten plaats: in plaats van het gehuurde buurthuis in het centrum van Den Haag stelden we ons op in de aanpalende binnen(speel)tuin. Sowieso blijft zo’n improvisatieavond een ervaring buiten mijn comfort zone; in de buitenlucht sta je zelfs nóg meer in de kijker. Dat dit niet alleen een gevoel is was de maandag ervoor gebleken: toen had een andere groep op dezelfde locatie klachten ontvangen van de omwonenden. Niet zo zeer over de inhoud of kwaliteit van het spel, wel over het geluid… Aan ons dus de taak om wat meer ingetogen te spelen. En dat terwijl de emoties in de scene soms aardig hoog opliepen. Zo gaf de buitenlucht nog een extra dimensie aan de toch al zo veelzijdige en fascinerende theatersport.




Donderdag las ik buiten een boek. (Dat vonden mijn benen ook wel even lekker. Alle verplaatsingen naar de op deze pagina beschreven activiteiten ondernam ik per fiets, evenals als het dagelijkse woon-werkverkeer. Mijn auto is met het mooie weer al ruim 2 weken buiten dienst.)

Vrijdag was de grootste hitte inmiddels verdreven. Gelukkig maar, want als slotstuk van de week stond nog de Oranjeloop in Kwintsheul op het programma. Dat die ook in de buitenlucht plaatsvond spreekt voor zich. Dat de start buiten kantooruren was maakte hem toch bijzonder; een avondwedstrijd had ik nog niet vaak gelopen. Op zich maakte het verder weinig verschil, al droeg het vrijdagavondgevoel er misschien wel aan bij dat ik relatief langzaam van start ging. De route van 10 kilometer bestond uit 4 rondjes - kort, lang, lang, kort - en evenzoveel doorkomsten bij start/finish. Zo passeerden we regelmatig de tent van het dorpsfeest en konden we tussendoor genieten van het Westlandse buitengebied - weer heel anders dan de Australische outback of het Zoetermeerse Buytenpark. Er stond een flinke wind, maar juist door de opzet van het parcours werd die prettig verdeeld in korte stukjes voor en tegen.




De rustige start wierp zijn vruchten af. Ik finishte dik tevreden in 41.22. Slechts 10 seconden langzamer dan de Golden Ten van vorige maand en nu zonder aan het einde in te storten, en met genoeg energie over voor het laatste fietsritje van de week op weg naar huis.

Op dit moment is het buiten fris en druilerig en zit ik binnen dit stukje te tikken. Over een week die geen baanbrekende beklimmingen, snelle tijden, hilarische scènes of andere buitensporige prestaties kende, maar wel buitengewoon fijn was.

vrijdag 26 mei 2017

Achter de cijfers

Op de website van de Golden Ten kun je tot en met 2005 de uitslagen terugzoeken. Best leuk om even in te grasduinen. Mijn eerste Golden Ten (2004?) staat er net niet meer op: die liep ik in 43.35, weet ik nog. Tien jaar geleden deed ik er 42:22 over, zie ik nu. Een jaar later was mijn tijd 40:16 en in 2009 (met ‘marathonbonus’: het verschijnsel dat je ná een marathon nog een paar weken volop kunt profiteren van de gelegde basis) 39:07. Voor 2010 staat 38:40 in de boeken, maar was het parcours toen echt 10 km lang...? De jaren erna gooiden blessures een aantal keren roet in het eten en liep ik nog een paar keer tijden van zo rond de 41 a 42 minuten.

Wat op diezelfde website niet meer terug te lezen is zijn de verhalen achter de tijden. Het is één van de redenen om deze blog bij te houden: om de blijdschap, teleurstellingen, euforie, pijn en andersoortige emoties en anekdotes niet verloren te laten gaan. Dit jaar zou ik dan eindelijk weer een nieuw hoofdstuk kunnen bijschrijven, want stond ik ‘gewoon’ weer aan de start van de Delftse Hemelvaart-klassieker. Mijn tijd was 41.12 (om die meteen maar weg te geven), maar wat was het verhaal? Wat was typisch voor en daarmee gedenkwaardig aan de Golden Ten van 2017?

Tja...

Natuurlijk, het was een soort van rentree na een lange, slepende blessureperiode. (Durf ik dit echt? In de verleden tijd over mijn voetblessure schrijven?! Woohoo!)  Maar ook weer niet een echte rentree, want inmiddels had ik met de Paasloop en OckRun al twee geslaagde tests doorstaan en in dat opzicht ook nu weer alle vertrouwen in een goede afloop.

De omstandigheden dan. Het was warm. Maar ook weer niet extreem warm, vond ik zelf. De eerste paar kilometer liepen we grote stukken in de schaduw.  Oké, rond kilometer 8 vals plat omhoog in de brandende zon, dat was pittig. (Zie foto, die net daarna is genomen…) Het was het begin van een lijdensweg die min of meer aanhield tot aan de finish. Maar afzien in de laatste paar kilometers, dat is bij een Golden Ten niks bijzonders.


Net als het van huis kunnen lopen naar de start, de warming-up langs de Delftse grachten, het clichématige maar daarmee niet minder mooie 'Final Countdown' bij de start, het schuin oversteken van de met publiek bezaaide Markt, het afwisselende parcours van 'stad en land', die ene collega die altijd op exact dezelfde plek langs de route staat, de scherpe bocht vlak voor de finish, de fijne sfeer na afloop. Allemaal even mooi, maar soms leek het wel alsof ik door een oude blogpost rende. Wat dat betreft was die 41.12 wel een passende tijd voor deze editie. Geen toptijd, zeker geen teleurstellende tijd, een tijd precies tussen mijn eerste (langzaamste) en snelste Golden Ten.

Misschien heb ik inmiddels wel zo veel edities van deze klassieker gelopen - mijn kast puilt inmiddels uit van de herinneringsshirts, in alle kleuren van de regenboog - dat het steeds moeilijker wordt om er echt nieuwe ervaringen op te doen. Natuurlijk is juist dit ook de kracht van de Golden Ten: het feest der herkenning. En gezien die ellendige blessures van de afgelopen 1,5 jaar ben ik heel blij dat ik dit jaarlijkse feest überhaupt weer kon vieren. Als een verjaardag met opnieuw dezelfde vrienden en familie, die ook zonder verrassingen toch gewoon weer heel gezellig en geslaagd is…

De volgende  loop wordt wat dat betreft 'een heel ander verhaal'. Samen met mijn broer heb ik me ingeschreven voor de Urban Trail in Den Haag. Deze loop wordt pas voor de tweede keer georganiseerd, gaat over een uniek parcours (o.a. dwars door het Paard en het Haags Historisch Museum) en kent geen tijdregistratie. Kortom, geen cijfers, herkenning of herinneringen die een unieke ervaring in de weg kunnen zitten. Ik heb er zin in!

Net als, gewoon weer, in de Golden Ten van 2018...

zaterdag 6 mei 2017

Hallicunaties?

Vorige week zaterdag vond in Ockenburgh de tweede editie van de Ock Run plaats: vier rondjes van 2,5 kilometer rondom Villa Ockenburgh. In zo’n omgeving past natuurlijk geen gettoblaster, DJ of dweilband, daarom zal de sfeercommissie hebben gekozen voor – je verzint het niet - een violist en een pianist aan de rand van het parcours. Toen ik er voor het eerst langs liep dacht ik even dat ik van de inspanning aan het hallucineren was. Die gedachte werd nog eens versterkt toen ik bij de verschillende doorkomsten op mijn horloge keek: ik stevende op een eindtijd van 40 minuten af, dat had ik jaren niet meer gepresteerd... Helaas beroofden de GPS-horloges van mede-lopers me na afloop snel van de illusie van voor mijn doen een toptijd. De ‘exacte’ metingen liepen uiteen van 9,3 tot 9,8 kilometer – hoezo GPS nauwkeurig? – dus hoe ‘goed’ ik die dag was zal voor altijd een mysterie blijven.

Een week later – nu de uitslagen en foto’s online staan – weet ik wél zeker dat ik ergens precies 40 minuten en 25 seconden over gedaan heb en dat ik daarmee als achtste over de finish ben gekomen. En dat die piano en violist er echt stonden…








dinsdag 18 april 2017

Debuut, tradities en een rentree

Vorige week zaterdag was het dan zo ver. Na 12 weken trainen - geheel toevallig precies de duur van een klassieke marathonvoorbereiding – vond in Theater in de Steeg in Den Haag mijn  podiumdebuut plaats. In theatersport is het weliswaar makkelijker het podium te halen dan met hardlopen, maar de uitdaging begint wel pas als je er staat…

Vooraf was ik nog niet eens zo zenuwachtig; improviseren kun je immers toch niet voorbereiden. Maar toen we eenmaal in de coulissen stonden - compleet met van die spiegels met lampjes er omheen, net echt - nam de spanning toch wel toe.

Tijdens een hardloopwedstrijd wil ik nog wel eens geconcentreerd het publiek inturen, speurend naar bekende gezichten. Toen ik vorige week het podium opliep had ik alles behalve de behoefte om dat zwarte gat in te kijken. Maar terwijl een marathon pas in de laatste kilometers echt afzien wordt, werd het optreden juist steeds leuker. Sterker nog, de tijd vloog voorbij en na 2 uur vond ik het jammer dat het er al opzat!



Ik ga hier verder geen verslag doen van het optreden, maar in alle bescheidenheid durf ik het een groot succes te noemen. We hadden als spelers immers zelf een hoop lol gehad en daarmee voldaan aan de eerder geformuleerde belangrijkste doelstelling van theatersport. Na afloop nam ik, enigszins impulsief, en daarmee in stijl van de avond, meteen maar de beslissing: ik ga hier mee door! Grappig, een gemiddelde marathonloper neemt na de wedstrijd een net zo impulsieve maar tegengestelde beslissing: dit nooit meer…

Toevallig vond de dag erna de Rotterdam Marathon plaats. Na een korte nacht – ook in de theatersport kennen ze een derde helft, alleen speelt die zich niet af aan de bar, maar (terug) op het podium – was het weer mijn beurt om publiek te zijn. Hier langs de kant staan is een jaarlijkse traditie. Net zo zeer een traditie: dat het als toeschouwer meteen gaat kriebelen om me zelf ook weer eens aan de 42 kilometer en 195 meter te wagen. Alleen was het door mijn voetblessure wel al meer dan 14 maanden (!) geleden dat ik een wedstrijd had gelopen…

Maar inmiddels is de ban gebroken! Dit weekend stond ik aan de start van de Duijvestijn Tomaten Loop. Een Paasloop met nauwelijks publiek: geen beter podium voor een low profile wederopstanding. Al had ik net als 10 dagen eerder alsnog wel wat last van zenuwen. Niet zo zeer hoe ik zou presteren, meer hoe het met mijn blessure zou gaan. Uiteindelijk was het in beide opzichten een geslaagde rentree: mijn voet hield zich goed en met 32.47 over 5 mijl was ik dik tevreden. (Over tradities gesproken: mijn laatste drie deelnames aan de Paasloop liep ik allemaal in een gemiddelde van 4.05 per kilometer.)


Binnen 10 dagen een geslaagd debuut en een succesvolle rentree, diverse tradities in ere gehouden en twee carrières in de lift. De zaken gaan goed!